-
1 op die manier
-
2 manier
♦voorbeelden:hun manier van leven • leur genre de viede manier waarop • la façon dontdat is de beste manier om • c'est le meilleur moyen deop die manier • de cette façonop díé (zó'n) manier • je vois ce que vous voulez direop een of andere manier • d'une manière ou d'une autredat is geen manier (van doen) • cela ne se fait paswat zijn dat voor manieren! • en voilà des manières! -
3 kunst
♦voorbeelden:kunsten en wetenschappen • les Sciences et les Artsde schone kunsten • les beaux-artsiemand de kunst afkijken • imiter qn.dat is juist de kunst • c'est là tout l'artde kunst verstaan om • avoir l'art (et la manière) dede kunst van iets verstaan • avoir le chic pour faire qc.hij verstaat de kunst van het schermen • il s'y connaît en escrimezijn kunsten vertonen • faire une démonstration de son talentkunst met een grote, met een kleine k • l'art avec un grand A, avec un petit ade kunst om de kunst • l'art pour l'artzo is er geen kunst aan • de cette façon, ce n'est pas sorcier→ link=oefening oefeningde zwarte kunst • la magie noireik zal hem die kunsten wel afleren • je lui ferai passer le goût de ces simagréeskunsten maken • faire des toursdat is uit de kunst • c'est du grand art -
4 op
op1I 〈 bijwoord〉1 [omhoog] en haut♦voorbeelden:1 tegen iemand op kunnen • valoir qn.ik moet op • il faut que je me lèvede straat op en neer lopen • aller et venir dans la ruehet gaat met hem op en neer • il a des hauts et des baszit het er weer op? • alors, ça y est?II 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [m.b.t. een toestand] fini♦voorbeelden:het geld is op • il n'y a plus d'argentdie jas is op • ce manteau est uséde soep op maken • finir le potage————————op2〈 voorzetsel〉1 [algemeen] sur2 [m.b.t. een tijdstip; ook m.b.t. de wijze waarop] à3 [tegen] contre♦voorbeelden:op een eiland • dans une îlehij woont op een gracht • il habite sur un des canauxop de grond • par terreop zijn kamer • dans sa chambreop kantoor • au bureauop de motor • à, en motoop het platteland • à la campagneop school • à l'écoleop straat • dans la rueop de trap • dans l'escalierop de eerste verdieping • au premier (étage)op zee • en merde auto loopt 1 op 8 • la voiture fait du 12, 5 aux centéén op de duizend • un sur mille→ link=geluk gelukop elektriciteit lopen • marcher à l'électricitéop een maandag • un lundiop die manier • de cette façonop mijn wandeling • pendant ma promenadeop zijn Frans • à la françaisetot op • jusqu'à -
5 taal
♦voorbeelden:mijn eigen taal • ma langue maternellede klassieke talen • les langues classiquesde levende talen • les langues vivantesde moderne talen • les langues modernesvreemde talen • langues étrangèreseen taal beheersen • maîtriser une languedat is taal! • voilà ce qui s'appelle parler!gore taal uitslaan • avoir un langage ordurierde taal van het lichaam • le langage du corpstaal noch teken geven • ne pas donner signe de viede cijfers spreken duidelijke taal • les chiffres sont éloquentsruwe taal • un langage grossiervuile taal • obscénitésin alle talen zwijgen • rester bouche cousuewat is dat voor een taal? • qu'est-ce que c'est que cette façon de parler? -
6 wat is dat voor een taal?
wat is dat voor een taal?qu'est-ce que c'est que cette façon de parler? -
7 zo is er geen kunst aan
-
8 wijs
wijs1〈de〉♦voorbeelden:wijze van betaling • formule de paiementbij wijze van represaille • par représaillesop duidelijke wijze te kennen geven • faire savoir de façon expliciteop Franse wijze • à la françaiseop onverklaarbare wijze • inexplicablementzich op wrede wijze wreken • se venger atrocementbij wijze van spreken • pour ainsi direbij wijze van uitzondering • à titre exceptionnelbij wijze van proef • à titre d'essaibij wijze van grapje • en manière de plaisanteriedat gebeurde op deze wijze • cela se passa de cette manièreop geen enkele wijze • en aucune façonop de een of andere wijze • d'une façon ou d'une autreop welke wijze dan ook • de toute façonje laat je door niets van de wijs brengen • rien ne peut t'entamereen lied zingen op de wijs van de Internationale • chanter une chanson sur l'air de l'Internationaleiemand van de wijs brengen • 〈 figuurlijk〉 déconcerter qn.→ link=land landde aanvoegende wijs • le subjonctif————————wijs2♦voorbeelden:je kunt je wijze lessen wel voor je houden • je vous dispense de vos leçons de morale(college van) wijze mannen • ((le) comité des) sagesdat is een wijs woord • c'est une parole senséeben je niet (goed) wijs? • tu te sens bien?wijs handelen • agir sagementhij is niet wijzer • c'est de son âgehij zal wel wijzer wezen • il s'en gardera bienzo wijs zijn om … • avoir la sagesse de …de wijste zijn • céderniet goed wijs • timbréhet kind is wijs voor zijn leeftijd • cet enfant est raisonnable pour son âgeuit iets niet wijs kunnen worden • ne pas s'y reconnaître -
9 hinderlijk
♦voorbeelden:die bepaling is hinderlijk voor de handel • cette disposition gêne le commerce -
10 dat
dat1♦voorbeelden:dat land • ce paysdat meisje • cette fille1 [bij nadruk op de tegenstelling of bij tegenstelling]celui-là, celle-là2 [in combinatie met être]ce3 [in combinatie met andere werkwoord] 〈 onderwerp〉 cela⇒ ça 〈 lijdend voorwerp〉 le, la ⇒ 〈 met nadruk〉cela, ça4 [gevolgd door een voorzetselbepaling, meestal ingeleid door ‘van’]celui, celle5 [gevolgd door een bijvoeglijke bijzin]ce♦voorbeelden:1 wil je dit boek of dat? • veux-tu ce livre-ci ou celui-là?dat is nog eens een man • ça, c'est un hommewie is dat? • qui est-ce?ziezo, dat is dat • ça y est3 dat doet maar! • ça fait comme chez soi!dat heb ik nooit gezegd • je n'ai jamais dit çadat is te zeggen • cela, ça revient à direnee, dat weet ik niet • ça, je ne (le) sais paszij heeft dat en dat gezegd • elle a dit ça et çajouw voorstel lijkt me beter dan dat van Paul • ta proposition me semble meilleure que celle de Paul¶ ik heb een broek gekocht, maar hij is niet je dat • j'ai acheté un pantalon, mais ce n'est pas tout à fait ça1 〈 als onderwerp in de Franse bijzin〉 qui, < als lijdend voorwerp en naamwoordelijk deel van het gezegde> que, <als meewerkend voorwerp, voorafgegaan door het voorzetsel ‘à’> qui♦voorbeelden:het kind dat ik een gulden gegeven had • l'enfant à qui j'avais donné un florinhet voorwerp dat in de vitrine lag • l'objet qui se trouvait dans la vitrinehet voorwerp dat Jan gevonden had • l'objet que Jean avait trouvé————————dat2〈 voegwoord〉1 [een bijzin afhangend van een werkwoord inleidend] que♦voorbeelden:ik denk dat hij komt • je pense qu'il viendra2 hij is kwaad dat hij niet mee mag • il est furieux, parce qu'il ne peut pas nous accompagnerde reden dat hij niet komt • la raison pour laquelle il ne vient pashet is tijd dat we een beslissing nemen • il est temps que nous prenions une décisiongelopen dat hij heeft! • comme il a couru!dat hij leve! • qu'il vive!smerig dat het er was! • ce que c'était sale!doe het zo dat ik tevreden kan zijn • fais-le de façon que je sois contentbehalve dat • à part quezonder dat • sans quedat mij nu juist zo iets moest overkomen! • dire qu'il faut que ça m'arrive à moi! -
11 doen
doen1〈 het〉♦voorbeelden:¶ iemands doen en laten • les faits et gestes de qn.uit zijn gewone doen zijn • ne pas être dans son assiettein goeden doen zijn • vivre dans l'aisanceergens mee van doen hebben • avoir à voir dans qc.voor hun doen • pour euxdat is geen doen • ça n'est pas faisable————————doen21 [algemeen] faire2 [ergens plaatsen; ook m.b.t. tijdsduur] mettre3 [+ het][gewenste (uit)werking hebben] faire♦voorbeelden:1 iemand iets cadeau doen • faire cadeau de qc. à qn.die toeristen deden Europa in 7 dagen • ces touristes ont fait l'Europe en 7 joursze doet het erom • elle le fait exprèsde kamer doen • faire le ménageeen oproep doen • faire un appelgewichtig doen • faire l'importantiemand doen begrijpen dat … • faire comprendre à qn. que …wat heeft dat kind gedaan? • qu'est-ce qu'il a fait de mal, ce petit?het is met hem gedaan • c'en est fait de luinu is het gedaan • c'est la fin de toutiets gedaan weten te krijgen • obtenir qc. (de qn.)als je het dan toch moet doen … • tant qu'à faire …roken doet hij niet • il ne fume pasdoen toenemen • augmenterdat wordt altijd zo gedaan • c'est l'habitudedat doet men niet • cela ne se fait pasik doe het • d'accordhet deed me niets • ça ne m'a rien faitwat doet die man (voor de kost)? • que fait cet homme (dans la vie)?moet je wat doen? • tu dois aller quelque part?zo'n ervaring doet je wat • une expérience comme ça, ça (te) fait quelque choseal doende leert men • en faisant, on apprendwat moet ik daarmee doen? • qu'est-ce que vous voulez que j'en fasse?u zou er beter aan doen uw mond te houden • vous feriez mieux de vous taireik doe er twee uur over • je mets deux heures (à <+ onbepaalde wijs>); 〈m.b.t. werk ook〉 je le fais en deux heureszout erbij doen • ajouter du seldat doet mij goed • cela me fait du bienheb ik daar kwaad aan gedaan? • est-ce que j'ai mal fait?lief doen • se montrer aimablehij heeft het meer gedaan • il n'en est pas à son coup d'essaizij deed niets dan praten • elle n'a fait que parlerverstandig doen • agir de façon raisonnablevreemd doen • avoir un comportement bizarrehij zingt beter dan hij vroeger deed • il chante mieux qu'avantzij doen niets aan hun geloof • ils ne sont pas pratiquantsaan de slanke lijn doen • faire un régime (amaigrissant)aan sport doen • faire du sporthij doet in textiel • il est dans le textilehij doet lang over dat boek • il met du temps à lire ce livreveel te doen hebben • avoir beaucoup à fairein die stad is veel te doen • dans cette ville on peut faire un tas de chosesniet weten wat te doen • ne savoir que fairedat is te doen • c'est faisableer is veel over te doen geweest • cela a fait du bruitkunt u iets voor hem doen? • pouvez-vous (faire) qc. pour lui?je doet maar! • (tu) fais ce que tu veux!2 iets in zijn zak doen • mettre qc. dans sa pochedie poster doet het daar goed • cette affiche fait bien à cet endroithet zijn onze programma's die het hem doen • c'est la qualité de nos programmes qui fait notre succèsde kleur doet het hem • tout est dans la couleurik doe het ermee • avec ça, j'arrive à m'en tirerhij kan het ermee doen • ça lui apprendrahet moeten doen met … • devoir se contenter de …ik kan er niets aan doen • je n'y peux rienkan ik er iets aan doen! • qu'est-ce que tu veux que j'y fasse!er het zwijgen toe doen • préférer se tairedat doet er niets toe • cela ne fait rienmet iemand te doen hebben • 〈 ruzie〉 avoir un compte à régler avec qn.; 〈 medelijden〉 avoir pitié de qn.met iemand te doen krijgen • avoir affaire à qn.het is hem te doen om • ce qu'il veut, c'esthet is me niet om het geld te doen • ce n'est pas pour ce que ça me rapportezich aan iets te goed doen • se régaler de qc. 〈 ook figuurlijk〉 -
12 algemeen
algemeen1〈 het〉♦voorbeelden:in het algemeen gesproken • généralement parlantover het algemeen • en règle générale————————algemeen2♦voorbeelden:algemene ontwikkeling • culture généralealgemene vergadering • assemblée généralealgemene vergissing • erreur communeop algemeen verzoek • à la demande généralehet algemeen welzijn • le bien communhet is algemeen bekend • tout le monde le saitalgemeen gangbaar • couramment utilisédeze regel is algemeen geldig • cette règle est valable dans tous les casalgemeen geacht worden • jouir de la considération généralezich (te) algemeen uitdrukken • s'exprimer de façon (trop) généralemen vlagde algemeen • tout le monde pavoisaalgemeen worden • se répandre→ link=beschouwing beschouwing -
13 geweldig
♦voorbeelden:een geweldig bedrag • une somme colossaleeen geweldige eetlust • un appétit formidableeen geweldig getier • un vacarme terriblegeweldige stommiteiten uithalen • commettre des énormitéseen geweldig succes • un succès extraordinairezij is geweldig slordig • elle est terriblement négligentehet is geweldig meegevallen • je n'aurais jamais pensé que cela irait si bieneen geweldige meid • une fille du tonnerreje hebt me geweldig geholpen • tu ne peux pas savoir comme tu m'as aidédie jurk staat haar geweldig • cette robe lui va à merveilleik vind het geweldig • je trouve ça fantastiquegeweldige wind • vent furieuxgeweldig lijden • souffrir mille morts -
14 hebben
1 [algemeen] avoir2 [verdragen] supporter♦voorbeelden:gelijk hebben • avoir raisonmag ik dat potlood even van je hebben? • je peux t'emprunter ton crayon une seconde?〈 zelfstandig〉 iemands hele hebben en houden • toutes les possessions de qn.(het) met iemand te doen hebben • plaindre qn.dagelijks met iemand te doen hebben • avoir journellement affaire à qn.je hebt alleen maar te doen wat ik zeg • tu n'as qu'à faire ce que je te disgeen klagen hebben • ne pas avoir à se plaindremag ik dat hebben? • je peux l'avoir?iets moeten hebben • vouloir absolument qc.van wie heb je dat? • qui t'a dit ça?hoe laat heb je het? • quelle heure as-tu?hoe heb ik het nu, hoe hebben we het nu met elkaar? • que faut-il penser de tout cela?het druk hebben • être très occupéwij hebben het goed met elkaar • nous nous entendons bienhoe heb ik het nu met je? • qu'est-ce que tu me fais là?ik heb het niet uit mijzelf • je ne l'ai pas inventéhebt u nog iets? • d'autres questions?het heeft er veel van dat … • tout porte à croire que … 〈+ aantonende wijs〉men weet niet wat men aan hem heeft • on ne sait jamais à quoi s'en tenir sur son compteiets bij zich hebben • avoir qc. sur soihet in zijn rug hebben • souffrir du doszij hebben iets met elkaar • ils ont une liaisoniets vrolijks over zich hebben • avoir l'air joyeuxiemand tot man hebben • avoir qn. pour marivan wie heeft hij dat? • de qui tient-il cela?veel van iemand hebben • tenir beaucoup de qn.zij heeft het niet van een vreemde • elle a de qui tenirhij heeft er niets op tegen • il n'a rien contreeen klap van heb ik jou daar • une gifle magistrale2 hij kan niet veel hebben • 〈m.b.t. drank〉 il ne supporte guère l'alcool; 〈 vlug overstuur〉 il panique très viteiets kunnen hebben • pouvoir supporter qc.iets niet willen hebben • ne pas vouloir de qc.〈 pejoratief〉 wat moet je (van me) hebben? • qu'est-ce que tu me veux?ik moet er niets van hebben • 〈 niets mee te maken〉 je ne veux pas en entendre parler; 〈 houd er niet van〉 très peu pour moi, mercimoet je net Freek hebben • et c'est à Freek que tu demandes ça?; 〈 dat is dé man〉 oh! alors Freek, c'est l'homme qu'il (te, nous) fautwaar wil je me hebben? • où veux-tu que je me mette?nu kom je waar ik je hebben wil • maintenant tu vois où je veux en venirwat had u gehad willen hebben? • vous désirez?iets zus of zo (gedaan) willen hebben • vouloir (qu'on fasse) qc. de telle ou telle façonwe zullen hem hebben • on l'auradan heb je dat • voilà, c'est ce qui arrivedaar zullen we (zul je) het hebben • il va y avoir du pétarddaar hebben we het (gedonder) • ça y est, voilà les emmerdements qui (re)commencentdaar heb je het al • nous y voilàje hebt ook groene druiven • il y a aussi des raisins verts〈 in opsommingen〉 daar heb je … • (alors) voilà …ik heb niets aan die prullen • cette camelote ne me sert à rienwat zullen we nu hebben • allons bon, quoi encore?daar heb je hem lelijk mee • là tu le tiens biendat heb je ervan • on pouvait s'y attendrede hoeveelste hebben we? • on est le combien aujourd'hui?liever hebben • aimer mieuxhij had het niet meer • il n'en pouvait pluswel heb ik ooit! • a-t-on jamais (vu)!heb je ooit van je leven! • a-t-on jamais vu de la vie!ik heb het niet op hem • je ne l'aime pasik zal het er met hem over hebben • je lui en parleraiik heb het tegen jou • c'est à toi que je parlehem om hebben • être bourré→ link=god godII 〈 hulpwerkwoord〉1 [ter aanduiding van de voltooide tijd bij werkwoorden] avoir ⇒ 〈 met wederkerend werkwoord, sommige werkwoorden die een beweging uitdrukken〉 être♦voorbeelden:gelachen dat we hebben! • qu'est-ce qu'on a ri!hij heeft het weggegeven • il l'a donné -
15 lief
1 [algemeen] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 cher/chère♦voorbeelden:lieve vader • (mon) cher pèrezijn liefste wens • son souhait le plus cherdat heeft hij het liefste • c'est ce qu'il préfèremeer dan mij lief was • je n'en demandais pas tantiets voor lief nemen • se contenter de qc.ze deden lief tegen elkaar • ils étaient gentils l'un pour l'autredat is lief van je • c'est gentil à voushij was zo lief tegen u • il a été si gentil avec vouszij zijn erg lief voor elkaar • ils sont très gentils l'un pour l'autrehet zou lief van u zijn om … • vous seriez gentil de …die jurk staat je lief • cette robe te va à ravir¶ 〈 zelfstandig〉 lief en leed met iemand delen • partager les joies et les peines de qn.; 〈 huwelijk〉 être unis pour le meilleur et pour le pireik deed het net zo lief niet • j'aimerais autant ne pas le faire -
16 min
min1〈de〉♦voorbeelden:1 er zijn minnen en plussen in deze zaak • dans cette affaire, il y a du pour et du contretien punten in de min staan • avoir dix points de moins que le niveau requistien gulden in de min staan • avoir un découvert de dix florins2 zij heeft op haar rapport voor tekenen een zeven min • sur son bulletin, elle a treize et demi sur vingt en dessin————————〈de〉————————min3♦voorbeelden:iemand min behandelen • traiter qn. de façon méprisablezo min mogelijk fouten • le moins de fautes possible3 te min zijn voor iemand • ne pas être assez bien pour qn.¶ ergens min over denken • mésestimer qc.min of meer • plus ou moins————————min4〈 voorzetsel〉1 moins♦voorbeelden: -
17 onpraktisch
2 [m.b.t. personen] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 qui manque d'esprit pratique; 〈 bijwoord〉 maladroitement♦voorbeelden: -
18 onredelijk
♦voorbeelden:2 hij vraagt onredelijk veel geld voor dit huis • il demande un prix déraisonnable pour cette maison -
19 plooien
2 [schikken] plier (qn. à qc., qc. à qc.)3 [Algemeen Zuid-Nederlands][vouwen; buigen] plier♦voorbeelden:zijn gezicht plooide zich • son visage se plissahet plooien • le plissage2 zich plooien (naar iemands wensen) • se plier (aux désirs de qn.)iets zo plooien dat iedereen tevreden is • arranger qc. de façon à ce que tout le monde soit satisfaitde theorie naar de feiten plooien • adapter la théorie aux faits1 [in rimpels getrokken worden] se plisser2 [in plooien neerhangen] faire des plis♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
De cette façon — ● De cette façon ainsi … Encyclopédie Universelle
façon — [ fasɔ̃ ] n. f. • XIIe; lat. factio, onis « pouvoir de faire, manière de faire », de facere « faire » → faction I ♦ Action de donner une forme à qqch., de la mettre en œuvre. ⇒ création, fabrication. 1 ♦ DE (LA, MA … Encyclopédie Universelle
façon — Façon. s. fem. Maniere, figure, forme dont une chose est faite. La façon de cet ouvrage est belle. la façon en est nouvelle, c est une façon d habit toute particuliere. Il signifie aussi, Le travail de l Artisan qui a fait quelque ouvrage. Payer… … Dictionnaire de l'Académie française
façon — (fa son) s. f. 1° Action de faire ; usité en ce sens seulement avec la préposition de, dans le style familier, et signifiant par le fait de quelqu un, par son oeuvre. • Il doit lancer contre elle un trait de ma façon, TRISTAN Mariane, II, 3.… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
FAÇON — n. f. Manière dont une chose est faite ou Forme qu’on lui a donnée. La façon de cette robe est gracieuse. La façon en est nouvelle. En termes de Marine, Les façons d’un bâtiment, La forme rétrécie d’une partie de sa carène, à l’avant et à… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
FAÇON — s. f. Manière dont une chose est faite, ou la forme qu on lui a donnée. La façon de cette étoffe est belle. La façon en est nouvelle. C est une façon d habit toute particulière. En termes de Marine, Les façons d un bâtiment, La forme rétrécie d … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
cette — ce, cet ; cette ; ces CE, CET, m. ; CETTE, f.{{}}; CES, plur. des deux genres (ce tas, se tas ; cet homme, sè t homme ; sè t , au fém.{{}}; sê, au plur.{{}}; l s se lie : ces hommes, dites : sêz hommes) adjectif démonstratif Ce ne se met que… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Façon — Technique Pour l’article homonyme, voir The Techniques. Une technique (du grec τέχνη, art, métier, savoir faire) est une ou un ensemble de méthode(s) ; dans les métiers manuels, elle est souvent associée à un savoir faire… … Wikipédia en Français
Pierre Facon — Conseillers généraux de la Seine Saint Denis Article connexe : Conseillers généraux de la Seine Saint Denis (2004 2008). Claude Bartolone, président du Conseil général. Les conseillers généraux de la Seine Saint Denis sont au nombre de 40.… … Wikipédia en Français
La Facon de le dire — La Façon de le dire La Façon de dire est un téléfilm français réalisé par Sébastien Grall en 1998. Il dure 90 minutes. Sommaire 1 Fiche technique 2 Synopsis 3 Distribution 4 Remarques … Wikipédia en Français
La Façon De Le Dire — La Façon de dire est un téléfilm français réalisé par Sébastien Grall en 1998. Il dure 90 minutes. Sommaire 1 Fiche technique 2 Synopsis 3 Distribution 4 Remarques … Wikipédia en Français